Eindelijk: de eerste Spuit – (Macaroni dialogen 19)
Eindelijk: de eerste Spuit – (Macaroni dialogen 19)

Eindelijk: de eerste Spuit – (Macaroni dialogen 19)

‘Dit is uw oudste prik-klant voor vandaag’ 
Ik zeg het met bescheiden trots, als ik ons aanmeld bij de GGD vaccinatie-locatie in het (ex) rode kruisziekenhuis in Scheveningen. Trots omdat we Pa zover hebben om zich toch te laten vaccineren. Echt nodig vond hij niet.
‘Joh, ik ben al 91. Ik heb over de hele wereld gevaren. Ik heb in mijn leven al zoveel injecties gehad. In Egypte op doorreis naar India, kregen we een spuit tegen de pest. Die arts jaste hem er zo in. Ik heb het allemaal overleefd. Nu kom ik de deur nauwelijks uit. Prik is toch niet nodig?’ 
‘Ja Pa, dat heb je al vaker gezegd. Maar deze prik is echt wel verstandig. Want Covid is geen griepje. En wij komen natuurlijk elke week toch even langs. Jij komt dan niet buiten, maar buiten komt wel binnen, bij jou.’ 

De GGD vrijwilliger die ons ontvangt op de priklocatie luistert geïnteresseerd mee. ‘Dat is zo meneer, het is goed dat u er bent. Welkom! Ik zal meteen een rolstoel voor u halen.’ En weg is hij.
‘Zie je nou, Pa. Het is goed geregeld. Ze staan allemaal voor je klaar.’ 
De rolstoel kwam er al aan, stond waarschijnlijk om de hoek. ‘Gaat u maar zitten, hoor. Uw wandelstok kan achterop de stoel staan.’ 

Het is de eerste keer dat ik mijn vader in een rolstoel voortduw; ouderdom komt met hulpmiddelen, dan loop je vanzelf weer op rolletjes. De controle van Pa’s ID (paspoort), de afspraak nummer en gezondheidsverklaring verloopt soepel. Via de routepijlen op de grond bereiken we de prikstraat. Een vrolijke, kordaat ogende injectrice nodigt ons nader te komen.
‘Zo meneer, waarom komt u nu pas!? U was al lang aan de beurt.’  Ze zegt het met al dan niet gespeelde verbazing, als zij Pa’s geboortejaar ziet. Hij heeft z’n antwoord al klaar, en herhaalt bijna letterlijk wat net hij de ingang vertelde. ‘Ik heb over de hele wereld gevaren. Ik heb in mijn leven al zoveel injecties gehad. In Egypte op doorreis naar India, kregen we een spuit tegen de pest. Die arts jaste hem er zo in. Nu kom ik de deur niet meer uit. Dan is die prik toch niet nodig?’ 

Daar dacht de injectrice duidelijk anders over. ‘Maar wel even doen, meneer, nu u hier toch bent? In welke arm wilt u de prik?’ De rechterarm lag voor de hand, gezien de positie van de rolstoel. ‘Wel even uw jasje uitdoen, dan kunnen we er goed bij.’ Pa had speciaal voor de gelegenheid z’n nette colbertje aan – antiek model, uiteraard. Het staat ‘m goed, daar niet van. 
Pa praatte intussen verder, vroeg waar zij vandaan kwam. ‘Toevallig van Scheveningen?’ 
‘Nee hoor, ik kom uit Amersfoort, daar woon ik.’  
‘Niet iedereen komt van Scheveningen, Pa.’ , zei ik om hem ook even af te leiden.

De injectrice werkte efficiënt, en – met Pa’s woorden – zij jaste de prik er soepel in.
‘Nou, dat is ‘m al! Valt mee toch?’
‘Oh ja, is ’t al gebeurd? Niks van gemerkt. U bent een echte professional. Ik voel er niks van.’ 
‘Nou, wacht maar..’ zei ze, ‘Later vandaag zult u wel weer even aan mij denken..’ Zij tilde haar arm omhoog, zogenaamd moeizaam en trok er een pijnlijk gezicht bij.
‘Maar gefeliciteerd met uw eerste prik, heel goed hoor!’ 

Ik chauffeerde Pa met z’n rolstoel de prikkamer uit, de gang op, waar alweer een andere vrijwilliger ons de weg wees naar de afwachtkamer, voor de 15 minuten verplichte quarantaine-rust.  Ik kon het niet laten om in deze lange, brede gang, de rolstoel een flinke zet te geven en los te laten, zodat Pa een paar meter freewheelend vooruit accelereerde. Max Verstappen over 70 jaar, ik zag het voor me.
‘Jij gaat lekker hard zo, Pa!’  Riep ik hem na. 
‘Ja, ja, rustig aan een beetje met die oude zeeman!’ Maar hij genoot er stiekem van. 

In de wachtruimte vond Pa meteen nieuwe aanspraak, toen de zoveelste vrijwilliger bij ons kwam checken of alles in orde was. Of Pa nog geen gekke dingen voelde, na de prik?. ’No Sir!’ schakelde Pa soepel naar z’n zeeman-engels. En voor de derde keer kwam het verhaal van zijn AntiPest prik in Egypte voorbij. Net als de onvermijdelijke vraag of de man toevallig ‘ook uit Scheveningen kwam?’ 
‘Nee meneer, ik kom uit Utrecht, ik kom hier een dagje helpen als vrijwilliger.’ 

Mijn telefoon belde, mijn dochter, ze wilde weten hoe het was. En wilde opa even zelf spreken. Ik gaf Pa mijn iPhone, die hij eigenlijk alleen kende als video apparaat, voor af en toe een gesprekje met zijn kleinkroost. Hij begint meteen tegen het schermpje te praten, dat in de gespreksmodus stond. ‘He, ik zie je dochter niet?’ Ze klinkt ver weg..?’  
Je moet de telefoon tegen je oor houden, pa, net als je eigen telefoon thuis.’ 

Het quarantaine kwartiertjevloog voorbij. We mochten weer op huis aan. Ik stuurde de rolstoel naar buiten, en vertrouwde Pa toe aan – alweer – een andere vrijwilliger. Ik ging de auto van het parkeerterrein plukken, om via de wat sjieke aanrij-laan voor te rijden, als taxi. Pa was uiteraard in gesprek, nu met de vrijwilliger – Kijk dit is mijn India-vriend – zei Pa, daar ben ik ook geweest. Waar kom je ook alweer vandaan? India toch?’ 
‘Niet echt meneer, maar wel in die buurt.’  

Een wachtende vrouw had het gesprek kennelijk gevolgd, een warme glimlach. ‘Ach ja’,  zei ik.  Mijn Pa maakt graag een praatje met de mensen.  ‘Ik heb genoten van zijn verhalen, heerlijk.’ Pa mengde zich in het gesprek, met een van zijn favoriete vragen. ‘Komt u toevallig uit Scheveningen?’ 
‘Nee, niet echt. Tenminste ik woon er niet.’  zei de vrouw… ‘Maar ik ben er wel geboren, in de kraamkliniek op de Van Stolkweg.’
‘Nou, dát is toevallig!! Daar is hij ook geboren!’  zegt Pa, naar mij wijzend. ‘Mijn oudste zoon!’  Pa’s prik-dag kon niet meer stuk, had ie toch nog een dorpsgenoot getroffen.

‘Kom Pa, instappen. Het is mooi weer, heb je nog zin in een rondje Scheveningen?!’  Dat leek hem wel wat. En zo hebben we zijn eerste Macaroni Prik op gepaste wijze gevierd, met een ritje langs de oude adressen, straten en pleinen. De Boulevard over. Langs de Keizerstraat, de vuurtoren, de koppes, de havens. En als laatste  langs zijn geboortehuis, in Duindorp, de Flakkeese straat. Daar woonde hij zijn jongste kinderjaren, tot de oorlog uitbrak.
‘In 39 zijn we verhuisd,’ zegt hij, als we stapvoets door de straat rijden. Maar ook deze straat is door de jaren heen onherkenbaar veranderd, op het ritme van sloop en nieuwbouw, en renovatie op renovatie.  Pa’ s oude huis bestaat niet meer, zelfs het huisnummer kunnen we zo gauw niet vinden.
‘Ik ken mijn Duindorp niet meer terug’, verzucht hij. ‘ Maar het is vandaag wel een mooi uitje zo.’ 

Kunnen we vaker doen, Pa. 

(c)

Bart van der Harst, De Macaroni dialogen – gesprekken met Pa ten tijde van het Corona Virus.  (13 juli 2021)