Kan ik dat nou gelijk zien of horen op dat ding van jou?
Zeker, Pa. Maar we moeten het nog een keertje spelen. En dan mag je ’t ook even zingen, zoals je net deed.
Omdat ik ’s avonds wat zou spelen bij een dichterscafé in Maassluis, heb ik mijn gitaar alvast bij me als ik op mantelzorg-bezoek ga bij Pa. We eten samen een vers stoofpotje vis, en dan is er nog wat tijd. Ik stel voor om iets te spelen, ik op gitaar en Pa op zijn mondharmonica.
Ja, leuk! Dat kunnen we wel doen!
Pa pakt meteen het mondorgeltje dat hij altijd onder handbereik heeft in het laatje van het oude bijzettafeltje. Terwijl ik mijn gitaar uitpak, blaast hij alvast wat in.
Ha, een bekend deuntje, Pa. Dat is van die toffe jongens, toch?
Ja, maar dan zoals wij het op Scheveningen zongen.’ Hij zingt het voor: ‘En dat wij Scheveningers zijn, dat willen we weten. Daarom komen wij, Daarom komen wij!… Overal !’
Wie kent ze niet, die toffe jongens, maar deze Scheveningse versie hoor ik voor het eerst.
Die doen we Pa, en dan neem ik het ook op, maak ik er een filmpje van voor de kleinkids.
Ik zet de telefoon tegen een fotolijstje in de servieskast, zodat we min of meer samen in beeld komen.
Ok, Pa, hij kan. Daar gaat ie!We spelen een kwartiertje, De Toffe Scheveningers, en wat andere zeemansliedjes, zoals ‘Daar was laatst een meisje loos’.
Terwijl ik het afwasje doe in de keuken, kijkt Pa in de voorkamer de opname terug. Ik hoor hem zelfs meegalmen, een verrassend krachtig geluid; die stembanden gaan toch al 91 jaar mee. Niet verkeerd! Als ik zijn genen heb, kan ik het ook nog wel even uitzingen, mag ik hopen.
Dat is leuk joh, klinkt toch best goed? Pa is enthousiast, het geeft hem energie. Ik kan straks wel met je meedoen, bij je optreden, toch? Hij zegt het als grap, maar ondertussen… Hij glundert!
Andere keer, Pa. Als je 92 wordt, spelen we op je feestje. In het Kurhaus, of het Circus theater.
De volgende dag zet ik ons filmpje op een FaceBook-pagina over Oud-Scheveningen. (*) (Geen FB? Het filmpje staat onderaan dit verhaal )
Het filmpje wordt meteen opgepikt. Binnen een paar uur staat de duimpjes-teller op ruim 50. Vaak met een persoonlijke reactie; kennelijk raakt het iets.
Als ik een paar dagen later weer naar Pa ga, zijn er al meer dan 200 views, en tientallen reacties. Lief, enthousiast, ontroerend, leuk..
‘…alsof ik mijn vader weer hoor zingen, tranen in mijn ogen’
‘…doorgaan, kunnen jullie nog meer spelen!?’
‘…wat doet die meneer, dat ie zo fit blijft!?’
Ik maak een papieren printje met alle reacties – vijf pagina’s. Met zijn leesbril kan Pa het redelijk zien als hij er tijdens de koffie doorbladert.
Ook als ie al 90 plus, het streelt zijn ego. En hij komt bekende namen tegen:
Die Maarten ken ik wel. Dat is een zoon van een zus, of een nicht, van mijn moeder, volgens mij.’
Zijn moeder, mijn oma dus, kijkt toe vanaf haar door mijn broer geschilderde portret, boven de tv.
Kom Pa, het is tijd. We moeten naar het oude RKZ, voor je 2e prik.
Die ‘Macaroni Spuit’, zoals hij het blijft noemen, glijdt er soepel in. En na het wacht-kwartiertje rij ik Pa met de geleende rolstoel weer naar de auto.
Het Zonnetje schijnt.
Pa, heb je trek in kibbeling met patat? Dan rijden we even naar Simonis aan de haven.
Daar heeft Pa wel oren naar. En zo maken we er weer een Schevenings uitje van, net als de vorige keer.
(c)
Bart van der Harst, De Macaroni dialogen – gesprekken met Pa ten tijde van het Corona Virus. (16 augustus 2021)